Jaartallen

1815

Koninkrijk der Nederlanden. Willem I wordt koning van de verenigde noordelijke en zuidelijke Nederlanden (Nederland en België).

1840

Willem I doet afstand van de regering.

1840 - 1849

Regering van koning Willem II.

1848

Grondwetsherziening door Thorbecke. Nederland krijgt een “liberale” grondwet. Belangrijkste veranderingen: 1. Niet de Koning is verantwoordelijk, maar de minister. 2. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers. Vrijheid van godsdienst.

1850 – 1900

Opkomst van het socialisme.

1870

Begin van de Industrialisatie van Nederland.

1849 - 1890

Regering Willem III.

1863

Slavernij in de Nederlandse koloniën afgeschaft.

1879

Oprichting van de ARP (Anti Revolutionaire Partij).

1894

Oprichting van de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij).

1898 - 1948

Regering van koningin Wilhelmina.

1900

De Kamer neemt de Leerplichtwet aan. Invoering van de leerplicht voor alle kinderen vanaf 7 jaar.

1903

Spoorwegstaking. Abraham Kuyper (ARP) komt met een wetsontwerp dat stakingen van arbeiders in bepaalde bedrijven en ambtenaren strafbaar stelt.

1906

Oprichting van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV).

1909

De Sociaal-Democratische Partij (SDP) splitst zich van de SDAP af. De SDP is de voorloper van de Communistische Partij Nederland.

1914 – 1918

De Eerste Wereldoorlog.

1917

Russische Revolutie. Ontstaan van de Sovjet-Unie.

1917

Belangrijke herziening van de Grondwet: invoering van het algemeen mannenkiesrecht.

1917 – 1939

Periode waarin in Nederland vooral confessionele (katholieke en protestantse) partijen de regering vormden. De sociaal-democraten werden van regeringsdeelname uitgesloten.

1918 – 1939

Het Interbellum: de tijd tussen de twee Wereldoorlogen.

1918

Troelstra (SDAP) roept de arbeiders op om de macht te grijpen. Deze 'revolutie' mislukt volledig. Troelstra geeft toe dat hij de situatie verkeerd heeft ingeschat en dat de 'revolutie' een vergissing was. De Sociaal Democratische Partij (SDP) wijzigt haar naam in Communistische Partij Holland. Op het Malieveld in Den Haag houden aanhangers van de regering een grote demonstratie.

1919

Het parlement neemt de Arbeidswet aan. Deze wet verbiedt kinderen beneden de 14 jaar te werken en beperkt de werktijden tot acht uur per dag en maximaal 45 uur per week.

De Vrijzinnig-Democraat Marchant weet zijn wetsontwerp aangenomen te krijgen. Hierdoor wordt het actief en passief vrouwenkiesrecht ingevoerd.

1922

Algemeen kiesrecht voor vrouwen.

1929

De grote economische wereldcrisis breekt uit. De beurskrach in New York is het begin van een diepe economische depressie, die Amerika en Europa treft. De crisis duurt tot ver in de jaren dertig en heeft grote politieke gevolgen.

1933-1939

Kabinetten Colijn (ARP).

1933 – 1945

Hitler aan de macht in Duitsland.

1934

Jordaanoproer. In Nederland zijn veel mensen werkloos. Als de regering de steunuitkeringen met 10 procent verlaagt, breekt er een opstand uit in de Amsterdamse Jordaan. De regering treedt hard op tegen de opstandige bevolking. Er vallen vijf doden.

1935

Bij verkiezingen voor de Provinciale Staten behaalt de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) bijna 8 procent van de stemmen. De SDAP en het NVV stellen tijdens een congres 'Het Plan van de Arbeid' vast. Met dit plan laat de SDAP haar marxistische ideeën over de wereldrevolutie officieel varen.

1939 – 1945

De Duitsers vallen in 1939 Polen binnen. Dit is het begin van de Tweede Wereldoorlog. Deze duurt tot 1945.

1929 – 1953

Stalin aan de macht in de Sovjet-Unie.

1939

Het kabinet Colijn besluit in het Drentse Westerbork een kamp in te richten voor Joodse vluchtelingen. Deze Joden zijn afkomstig uit Duitsland, waar de Nazi's aan de macht zijn. Er dreigt oorlog te komen. Afkondiging algemene mobilisatie. Alle dienstplichtige jonge mannen moeten opkomen.

1940 – 1945

Nederland door de Duitsers bezet. In 1945 wordt Hitler-Duitsland door de Geallieerden verslagen. Nederland is 5 mei geheel bevrijd.

1945

Tijdens de oorlog is veel verwoest. Begin van de Wederopbouw van Nederland.

1945 – 1989

Communisten aan de macht in Oost-Europa.

1946 – 1958

Mede dankzij de ‘doorbraak’ (PvdA, Partij van de Arbeid) een periode waarin de regering louter gevormd wordt door ‘rooms-rode’ (KVP (Katholieke Volkspartij) en PvdA) coalities.

1947 – 1970

Dekolonisatie. Oude kolonies worden onafhankelijk. Nederlands-Indië wordt in 1949 onafhankelijk en noemt zich de Republiek Indonesië.

Ontstaan van de staat Israël. Veel Palestijnen moeten vluchten. Het Israëlisch-Palestijnse probleem bestaat nog steeds.

1948-1958

Kabinetten Drees (PvdA).

1948-1980

Regering Koningin Juliana.

1949

Duitsland valt uiteen in twee staten: de democratische Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland) en de communistische Duitse Democratische Republiek (Oost-Duitsland).

1949

Ontstaan van Communistisch China.

1950-1989

De tijd van de Koude Oorlog. Het democratische Westen en het communistische Oosten staan tegenover elkaar. Op verschillende plaatsen in de wereld staan beide partijen tegenover elkaar. Ze vechten niet direct met elkaar. Wel zijn beide partijen zwaar bewapend.

1950 – 1953

Koreaanse Oorlog. Korea valt na de Tweede Wereldoorlog uiteen in een Russisch en een Amerikaanse deel. Er komen twee regeringen. Noord-Korea valt het zuidelijke deel binnen.

1954 – 1975

Oorlog in en om Vietnam. Amerikaanse troepen vechten in Vietnam tegen het communisme. In Nederland is veel kritiek op de aanwezigheid van de Amerikanen in Vietnam.

1956

Suez-crisis en Hongaarse Opstand.

1961 – 1989

De Berlijnse Muur. Een hoge muur verdeelt de stad Berlijn in twee delen: een westelijks deel en een oostelijk deel. In 1989 wordt de muur afgebroken.

1961

De Cuba-crisis.

1966

De Nacht van Schmelzer (fractieleider KVP). Een motie tegen het financiële beleid van de rooms-rode regering-Cals/Vondeling leidde tot de val van het Nederlandse kabinet. Deze gebeurtenis markeert een roerige periode in de Nederlandse parlementaire geschiedenis, waarin sterke kritiek geleverd wordt op de vastgeroeste verhoudingen in de politiek.

1966

Oprichting D’66.

1968

Praagse Lente en Meirevolte in Parijs.

1968

e.v. Tweede feministische golf. Vraagstukken als abortus, kinderopvang, gelijkstelling vrouwen en mannen in inkomen en arbeid gaan een steeds grotere rol spelen in de politiek. Groeiend verzet tegen de oorlog in Vietnam.

1972

Kabinet-Den Uyl (PvdA, KVP, ARP, D66 en PPR).

1973

Oliecrisis. “Autoloze zondag”.

1975

Suriname onafhankelijk.

1980

Oprichting van het CDA, het Christen-Democratisch Appèl (fusie van KVP, ARP en CHU).

1980

Beatrix wordt koningin.

1981

Grote vredesdemonstratie in Amsterdam tegen kruisraketten.

1982 – 1994

Kabinetten met Lubbers (CDA) als minister-president.

1989 – 1991

Na de val van de Berlijnse Muur valt de Sovjet- uiteen en verdwijnen de communistische regimes in Oost-Europa. Dit wordt de Val van het 'IJzeren Gordijn' genoemd.

1990

Hereniging van Duitsland: de twee Duitslanden worden weer een eenheid.

1991

Oprichting van GroenLinks. Deze partij is een fusie van vier kleine linkse partijen: CPN, PPR, PSP en EVP.

Na 1991

Joegoslavië valt op bloedige wijze uiteen.

1994-2001

Periode van de 'paarse kabinetten', coalities van PvdA, VVD en D'66. Groeiende consensus in de politieke verhoudingen, ook wel het 'poldermodel' genoemd.

2002

Oprichting Lijst Pim Fortyn (LPF) en de moord op Pim Fortuyn. De verkiezingen leidden tot een politieke aardverschuiving ten koste van vooral de paarse partijen. Vorming van het eerste kabinet-Balkenende (CDA-VVD-LPF). In ditzelfde jaar: val van het kabinet-Balkenende door onderling gekrakeel in LPF.

2003

Bij de verkiezingen wint de PvdA sterk en verliest de LPF 18 zetels. Ondanks winst van de PvdA komt er een kabinet met CDA, VVD en D66, opnieuw onder leiding van Balkenende.

2004

Toetreding van tien nieuwe lidstaten tot Europese Unie. In Nederland lijkt het 'poldermodel' ten grave gedragen: sterke polarisatie tussen regeringspartijen en oppositie en tussen regering en vakbeweging.

2006

Verkiezingen in de Tweede Kamer. Het CDA vormt samen met de PvdA en ChristenUnie vanaf februari 2007 het kabinet Balkenende IV.

2007

Het Verdrag van Lissabon wordt getekend door de lidstaten van de EU. In december 2009 trad dit Verdrag in werking.
 Bulgarije en Roemenië worden lid van de Europese Unie. De EU heeft nu 27 lidstaten.

2010

Val van kabinet-Balkenende IV, doordat de PvdA-bewindslieden hun ontslag aanbieden naar aanleiding van de besluitvorming over de militaire missie in Uruzgan.

2010

De VVD wordt na de verkiezingen de grootste partij. Het vormen van een regering blijkt een moeilijke opgave. Uiteindelijk vormt de VVD samen met het CDA de regering; samen hebben zij slechts 52 zetels. Met de PVV sluiten zij een gedoogakkoord waarin de PVV belooft de regering te steunen. Mark Rutte wordt minister-president.

2012

Na de val van het kabinet-Rutte I volgen vervroegde verkiezingen. PvdA en VVD zijn de grote winnaars en gaan een coalitie vormen. Rutte wordt wederom minister-president.