Koninkrijk der Nederlanden. Willem I wordt koning van de verenigde noordelijke en zuidelijke Nederlanden (Nederland en België).
Willem I doet afstand van de regering.
Regering van koning Willem II.
Grondwetsherziening door Thorbecke. Nederland krijgt een “liberale” grondwet. Belangrijkste veranderingen: 1. Niet de Koning is verantwoordelijk, maar de minister. 2. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers. Vrijheid van godsdienst.
Opkomst van het socialisme.
Begin van de Industrialisatie van Nederland.
Regering Willem III.
Slavernij in de Nederlandse koloniën afgeschaft.
Oprichting van de ARP (Anti Revolutionaire Partij).
Oprichting van de SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij).
Regering van koningin Wilhelmina.
De Kamer neemt de Leerplichtwet aan. Invoering van de leerplicht voor alle kinderen vanaf 7 jaar.
Spoorwegstaking. Abraham Kuyper (ARP) komt met een wetsontwerp dat stakingen van arbeiders in bepaalde bedrijven en ambtenaren strafbaar stelt.
Oprichting van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigingen (NVV).
De Sociaal-Democratische Partij (SDP) splitst zich van de SDAP af. De SDP is de voorloper van de Communistische Partij Nederland.
De Eerste Wereldoorlog.
Russische Revolutie. Ontstaan van de Sovjet-Unie.
Belangrijke herziening van de Grondwet: invoering van het algemeen mannenkiesrecht.
Periode waarin in Nederland vooral confessionele (katholieke en protestantse) partijen de regering vormden. De sociaal-democraten werden van regeringsdeelname uitgesloten.
Het Interbellum: de tijd tussen de twee Wereldoorlogen.
Troelstra (SDAP) roept de arbeiders op om de macht te grijpen. Deze 'revolutie' mislukt volledig. Troelstra geeft toe dat hij de situatie verkeerd heeft ingeschat en dat de 'revolutie' een vergissing was. De Sociaal Democratische Partij (SDP) wijzigt haar naam in Communistische Partij Holland. Op het Malieveld in Den Haag houden aanhangers van de regering een grote demonstratie.
Het parlement neemt de Arbeidswet aan. Deze wet verbiedt kinderen beneden de 14 jaar te werken en beperkt de werktijden tot acht uur per dag en maximaal 45 uur per week.
De Vrijzinnig-Democraat Marchant weet zijn wetsontwerp aangenomen te krijgen. Hierdoor wordt het actief en passief vrouwenkiesrecht ingevoerd.
Algemeen kiesrecht voor vrouwen.
De grote economische wereldcrisis breekt uit. De beurskrach in New York is het begin van een diepe economische depressie, die Amerika en Europa treft. De crisis duurt tot ver in de jaren dertig en heeft grote politieke gevolgen.
Kabinetten Colijn (ARP).
Hitler aan de macht in Duitsland.
Jordaanoproer. In Nederland zijn veel mensen werkloos. Als de regering de steunuitkeringen met 10 procent verlaagt, breekt er een opstand uit in de Amsterdamse Jordaan. De regering treedt hard op tegen de opstandige bevolking. Er vallen vijf doden.
Bij verkiezingen voor de Provinciale Staten behaalt de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) bijna 8 procent van de stemmen. De SDAP en het NVV stellen tijdens een congres 'Het Plan van de Arbeid' vast. Met dit plan laat de SDAP haar marxistische ideeën over de wereldrevolutie officieel varen.
De Duitsers vallen in 1939 Polen binnen. Dit is het begin van de Tweede Wereldoorlog. Deze duurt tot 1945.
Stalin aan de macht in de Sovjet-Unie.
Het kabinet Colijn besluit in het Drentse Westerbork een kamp in te richten voor Joodse vluchtelingen. Deze Joden zijn afkomstig uit Duitsland, waar de Nazi's aan de macht zijn. Er dreigt oorlog te komen. Afkondiging algemene mobilisatie. Alle dienstplichtige jonge mannen moeten opkomen.
Nederland door de Duitsers bezet. In 1945 wordt Hitler-Duitsland door de Geallieerden verslagen. Nederland is 5 mei geheel bevrijd.
Tijdens de oorlog is veel verwoest. Begin van de Wederopbouw van Nederland.
Communisten aan de macht in Oost-Europa.
Mede dankzij de ‘doorbraak’ (PvdA, Partij van de Arbeid) een periode waarin de regering louter gevormd wordt door ‘rooms-rode’ (KVP (Katholieke Volkspartij) en PvdA) coalities.
Dekolonisatie. Oude kolonies worden onafhankelijk. Nederlands-Indië wordt in 1949 onafhankelijk en noemt zich de Republiek Indonesië.
Ontstaan van de staat Israël. Veel Palestijnen moeten vluchten. Het Israëlisch-Palestijnse probleem bestaat nog steeds.
Kabinetten Drees (PvdA).
Regering Koningin Juliana.
Duitsland valt uiteen in twee staten: de democratische Bondsrepubliek Duitsland (West-Duitsland) en de communistische Duitse Democratische Republiek (Oost-Duitsland).
Ontstaan van Communistisch China.
De tijd van de Koude Oorlog. Het democratische Westen en het communistische Oosten staan tegenover elkaar. Op verschillende plaatsen in de wereld staan beide partijen tegenover elkaar. Ze vechten niet direct met elkaar. Wel zijn beide partijen zwaar bewapend.
Koreaanse Oorlog. Korea valt na de Tweede Wereldoorlog uiteen in een Russisch en een Amerikaanse deel. Er komen twee regeringen. Noord-Korea valt het zuidelijke deel binnen.
Oorlog in en om Vietnam. Amerikaanse troepen vechten in Vietnam tegen het communisme. In Nederland is veel kritiek op de aanwezigheid van de Amerikanen in Vietnam.
Suez-crisis en Hongaarse Opstand.
De Berlijnse Muur. Een hoge muur verdeelt de stad Berlijn in twee delen: een westelijks deel en een oostelijk deel. In 1989 wordt de muur afgebroken.
De Cuba-crisis.
De Nacht van Schmelzer (fractieleider KVP). Een motie tegen het financiële beleid van de rooms-rode regering-Cals/Vondeling leidde tot de val van het Nederlandse kabinet. Deze gebeurtenis markeert een roerige periode in de Nederlandse parlementaire geschiedenis, waarin sterke kritiek geleverd wordt op de vastgeroeste verhoudingen in de politiek.
Oprichting D’66.
Praagse Lente en Meirevolte in Parijs.
e.v. Tweede feministische golf. Vraagstukken als abortus, kinderopvang, gelijkstelling vrouwen en mannen in inkomen en arbeid gaan een steeds grotere rol spelen in de politiek. Groeiend verzet tegen de oorlog in Vietnam.
Kabinet-Den Uyl (PvdA, KVP, ARP, D66 en PPR).
Oliecrisis. “Autoloze zondag”.
Suriname onafhankelijk.
Oprichting van het CDA, het Christen-Democratisch Appèl (fusie van KVP, ARP en CHU).
Beatrix wordt koningin.
Grote vredesdemonstratie in Amsterdam tegen kruisraketten.
Kabinetten met Lubbers (CDA) als minister-president.
Na de val van de Berlijnse Muur valt de Sovjet- uiteen en verdwijnen de communistische regimes in Oost-Europa. Dit wordt de Val van het 'IJzeren Gordijn' genoemd.
Hereniging van Duitsland: de twee Duitslanden worden weer een eenheid.
Oprichting van GroenLinks. Deze partij is een fusie van vier kleine linkse partijen: CPN, PPR, PSP en EVP.
Joegoslavië valt op bloedige wijze uiteen.
Periode van de 'paarse kabinetten', coalities van PvdA, VVD en D'66. Groeiende consensus in de politieke verhoudingen, ook wel het 'poldermodel' genoemd.
Oprichting Lijst Pim Fortyn (LPF) en de moord op Pim Fortuyn. De verkiezingen leidden tot een politieke aardverschuiving ten koste van vooral de paarse partijen. Vorming van het eerste kabinet-Balkenende (CDA-VVD-LPF). In ditzelfde jaar: val van het kabinet-Balkenende door onderling gekrakeel in LPF.
Bij de verkiezingen wint de PvdA sterk en verliest de LPF 18 zetels. Ondanks winst van de PvdA komt er een kabinet met CDA, VVD en D66, opnieuw onder leiding van Balkenende.
Toetreding van tien nieuwe lidstaten tot Europese Unie. In Nederland lijkt het 'poldermodel' ten grave gedragen: sterke polarisatie tussen regeringspartijen en oppositie en tussen regering en vakbeweging.
Verkiezingen in de Tweede Kamer. Het CDA vormt samen met de PvdA en ChristenUnie vanaf februari 2007 het kabinet Balkenende IV.
Het Verdrag van Lissabon wordt getekend door de lidstaten van de EU. In december 2009 trad dit Verdrag in werking.
Bulgarije en Roemenië worden lid van de Europese Unie. De EU heeft nu 27 lidstaten.
Val van kabinet-Balkenende IV, doordat de PvdA-bewindslieden hun ontslag aanbieden naar aanleiding van de besluitvorming over de militaire missie in Uruzgan.
De VVD wordt na de verkiezingen de grootste partij. Het vormen van een regering blijkt een moeilijke opgave. Uiteindelijk vormt de VVD samen met het CDA de regering; samen hebben zij slechts 52 zetels. Met de PVV sluiten zij een gedoogakkoord waarin de PVV belooft de regering te steunen. Mark Rutte wordt minister-president.
Na de val van het kabinet-Rutte I volgen vervroegde verkiezingen. PvdA en VVD zijn de grote winnaars en gaan een coalitie vormen. Rutte wordt wederom minister-president.