Begrippen

A  B  C  D  E  F  G  H  I  J  K  L  M  N  O  P  Q  R  S  T  U  V  W  X  IJ  Z

A

Actief kiesrecht

Het recht om te stemmen tijdens verkiezingen voor Tweede Kamer, Provinciale Staten, gemeenteraden, waterschapsbesturen en het Europees Parlement. Een recht dat alle Nederlanders van achttien jaar en ouder hebben. Bij verkiezingen voor gemeenteraden mag bovendien een deel van de in Nederland wonende buitenlanders stemmen. Het gaat dan om burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) en om niet-Nederlanders die ten minste vijf jaar legaal in Nederland wonen. Deze voorwaarde van vijf jaar geldt niet bij de verkiezingen voor de waterschapsbesturen: dan mogen alle niet-Nederlanders stemmen. Bij verkiezingen voor het Europees Parlement mogen ook in Nederland woonachtige burgers van de lidstaten van de EU stemmen. Uitgezonderd van het actief kiesrecht zijn mensen die wegens een verstandelijke handicap ‘onder curatele’ zijn geplaatst. Ook kan ontzetting uit het kiesrecht zijn opgenomen in een door de rechter opgelegde straf. Dat kan slechts bij een beperkt aantal delicten en dan alleen als men is veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten minste één jaar. Een bij velen bestaand misverstand is dat van alle gevangenen het kiesrecht zou zijn opgeschort.

Afgevaardigde

Lid van een vertegenwoordigend orgaan (bijvoorbeeld Tweede Kamer of Provinciale Staten) namens een politieke partij of groepering.

Algemeen kiesrecht

Tot het begin van de twintigste eeuw was het kiesrecht voorbehouden aan een beperkte groep. Alleen een kleine groep rijke mannen mocht toen meedoen aan verkiezingen, op grond van de hoeveelheid belasting die ze betaalden (censuskiesrecht). Later werd deze groep geleidelijk uitgebreid naar de gehele mannelijke bevolking (1917). Pas in 1919 werd het actief kiesrecht ook aan vrouwen toegekend. Van 'algemeen kiesrecht' is dus sprake sinds 1919. De eerste verkiezingen op basis van algemeen kiesrecht vonden plaats in 1922.

Naar boven

B

Beginselpartij

Veel politieke partijen beschikken over een beginselprogramma, waarin de uitgangspunten van de betreffende partijen zijn vastgelegd. De term beginselpartij is formeel gesproken van toepassing op elke partij met een beginselprogramma, maar in de praktijk wordt deze aanduiding vooral gebruikt voor een partij die zich in haar politieke handelen sterk laat leiden door haar beginselen. Tegenover een beginselpartij staat een programpartij: die richt zich alleen op het geldende verkiezingsprogramma. In ons land is meestal sprake van een mengvorm van beide typen partijen. De orthodoxe protestants-christelijke partijen (SGP en ChristenUnie) opereren sterk vanuit hun beginselen.

Beginselprogramma

Basisprogramma van een politieke groepering of partij. Algemene beginselen of uitgangspunten worden hierin verwoord en toegepast op maatschappelijke en politieke vraagstukken. Een beginselprogramma wordt dikwijls ook beginselverklaring of program van uitgangspunten genoemd. De concrete uitwerking van een beginselprogramma vindt plaats in een verkiezingsprogramma.

Blanco stemmen

Sinds de afschaffing van de opkomstplicht is blanco stemmen minder populair geworden. Het uitbrengen van een blanco stem (door niets in te vullen op het stembiljet) heeft uitsluitend symbolische betekenis. Invloed op de zetelverdeling heeft de blancostemmer niet. Ook bij veel blanco stemmen blijven er geen Kamerzetels onbezet. In de tijd dat er nog opkomstplicht bestond bij verkiezingen was blanco of ongeldig stemmen de enige manier om, bijvoorbeeld uit protest, op een legale manier niet op één van de deelnemende partijen te stemmen.

Buitenland

Als alle Nederlanders die in het buitenland wonen van hun stemrecht gebruik zouden maken, zou dat goed zijn voor tussen de vijf en tien zetels. De praktijk is anders. Omdat een adresregister van in het buitenland wonende Nederlanders niet bestaat, ontvangen zij niet automatisch een stempas voor de verkiezingen. Velen nemen niet de moeite zich bij de ambassade als kiezer te registreren of zijn niet bekend met de procedure. Slechts een klein percentage neemt dan ook daadwerkelijk deel aan de verkiezingen.

Buitenlanders

Na ten minste vijf jaar legaal in Nederland te hebben gewoond, krijgen buitenlanders van achttien jaar en ouder stemrecht voor de verkiezingen van gemeenteraden. Ook kunnen zij zich verkiesbaar stellen. Bij waterschapsverkiezingen geldt de eis van vijf jaar niet. Burgers van lidstaten van de Europese Unie (EU) hebben na vestiging in Nederland onmiddellijk actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen en verkiezingen voor het Europees Parlement.

Naar boven

C

Censuskiesrecht

In de negentiende eeuw was het stemrecht gekoppeld aan de hoeveelheid belasting die iemand betaalde. Dit systeem wordt censuskiesrecht genoemd. Door geleidelijke verlaging van het bedrag aan belasting waarboven men stemrecht kreeg, werd het aantal kiezers uitgebreid.

Centraal stembureau

Bij elke verkiezing wordt de uitslag vastgesteld door een centraal stembureau, dat de uitslagen van alle stembureaus verzamelt. Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement treedt de Kiesraad op als centraal stembureau. Het centraal stembureau zorgt voorafgaand aan de verkiezingen ook voor de registratie van politieke partijen in het zogenaamde 'register van politieke groeperingen'.

Coalitie

Omdat geen enkele politieke partij in Nederland over een meerderheid in de Tweede Kamer beschikt, is voor het vormen van een regering altijd een coalitie van twee of meer partijen nodig. Na de verkiezingen van 2012 waren twee partijen nodig om een meerderheid in de Kamer te vormen.

Confessionele partij

Een confessionele partij is een partij die zijn politieke doelstellingen baseert op een religie.

Naar boven

D

Demissionair

Na de verkiezingen wordt begonnen aan de formatie van een nieuw kabinet. In afwachting van het aantreden van hun opvolgers blijven ministers en staatssecretarissen op hun post om lopende zaken waar te nemen. Het kabinet heet in deze periode 'demissionair' te zijn. De ongeschreven regel is dat de regering in deze periode geen omstreden maatregelen meer neemt. Alle voorstellen die niet op brede steun in de Kamer kunnen rekenen worden uitgesteld tot na het aantreden van de nieuwe ministersploeg.

Democratie

Staatsvorm waarin een vertegenwoordiging van het volk de hoogste macht heeft en een overwegende invloed heeft op het regeringsbeleid. Essentiële kenmerken van een democratie zijn onder meer vrije en eerlijke verkiezingen, het bestaan van politieke partijen of groeperingen en vrije media. Er zijn verschillende vormen van democratie, die onder meer tot uitdrukking komen in het kiesstelsel.

Directe democratie

Hiervan is sprake als alle leden van een samenleving direct, zonder tussenkomst van vertegenwoordigers, regeren volgens het principe ‘de meeste stemmen gelden’. Dit kan alleen in zeer kleine gemeenschappen. Indien besluitvorming plaatsvindt door gekozen vertegenwoordigers, spreken we van indirecte of representatieve democratie. Vandaag de dag bestaan er geen democratieën die uitsluitend zijn gebaseerd op de beginselen van directe democratie. Wel zijn er landen die een mengvorm van directe en indirecte democratie kennen. Een van de bekendste vormen van directe democratie is het referendum (volksraadpleging). Nederland kent alleen een raadgevend referendum, waarvan de uitslag niet bindend is.

Districtenstelsel

Er zijn verschillende manieren om een verkiezingsuitslag te vertalen in een zetelverdeling. Van een districtenstelsel spreken we als een land in meerdere kiesdistricten is verdeeld en er per district een of meer zetels in een vertegenwoordigend lichaam toegekend worden (respectievelijk enkelvoudige en meervoudige districten). In meerderheidsstelsels worden zetels altijd per district toegekend, in evenredigheidsstelsels is dat ook mogelijk, maar niet noodzakelijk. In het Nederlandse systeem van evenredige vertegenwoordiging wordt het land als één geheel beschouwd. Nederland heeft dus geen kiesdistricten. België kent ook evenredige vertegenwoordiging, maar maakt wel gebruik van kiesdistricten.

Dualisme

Scheiding van verantwoordelijkheid tussen volksvertegenwoordiging enerzijds en regering anderzijds, respectievelijk tussen een fractie in het parlement en de ministers van diezelfde partij in de regering. Hierdoor ontstaat een soort machtsevenwicht. Het tegenovergestelde van dualisme is monisme. Deze begrippen zijn ook van toepassing op lagere overheden.

Naar boven

E

Eerste Kamer

Een van beide Kamers der Staten-Generaal, ook wel Senaat genoemd. De Eerste Kamer moet in de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerpen in hun geheel beoordelen, want zij mist het recht van amendement. De 75 leden van de Eerste Kamer worden niet rechtstreeks gekozen door de burgers, maar door de leden van Provinciale Staten, en wel om de vier jaar.

Electoraat

Alle kiezers tezamen.

Evenredige vertegenwoordiging

Bij een stelsel van evenredige vertegenwoordiging worden de zetels in een vertegenwoordigend lichaam na verkiezingen ongeveer naar evenredigheid van het aantal verkregen stemmen over de partijen verdeeld. Een kwart van de stemmen is dus goed voor eveneens (ongeveer) een kwart van de zetels. In veel landen met een stelsel van evenredige vertegenwoordiging haalt geen enkele partij de meerderheid en moet door onderhandelingen een coalitie van verschillende partijen worden gevormd. Een vaak genoemd nadeel is dat de kiezers hierdoor geen rechtstreekse invloed hebben op de samenstelling van de regering. 

Exit-polls

Op de dag van de verkiezingen wordt bij de uitgang van een aantal speciaal geselecteerde stembureaus aan de kiezers gevraagd wat ze gestemd hebben. Deze zogenaamde 'exit-polls' (uitgangspeilingen) leveren doorgaans een goed beeld op van de einduitslag. De resultaten van deze opiniepeiling worden op televisie direct na sluiting van de stembussen (21.00 uur) bekendgemaakt. Als in de loop van de avond de echte uitslagen binnenkomen, worden de verwachtingen bijgesteld.

Naar boven

F

Formateur

Wanneer tijdens de kabinetsformatie de informateur heeft uitgezocht welke partijen samen een regering willen vormen en er een regeerakkoord is opgesteld, wordt door de Tweede Kamer een formateur benoemd. De formateur houdt zich bezig met de portefeuilleverdeling binnen de toekomstige regering en zoekt de ministers en staatssecretarissen bij elkaar. Doorgaans is het ook de formateur die het kabinet gaat leiden en minister-president wordt.

Fractie

Alle leden van één partij in een vertegenwoordigend lichaam. Een fractie wordt geleid door een fractievoorzitter.

Fractievoorzitter

De leider van een fractie. De fractievoorzitter is vaak ook de politiek leider van een partij. Hij voert bij belangrijke kwesties en bij de algemene beschouwingen het woord en hij is de onderhandelaar bij de kabinetsformatie.

Naar boven

G

Gedoogsteun

De toezegging van (leden van) een politieke partij in het parlement dat men een regering niet ten val zal brengen, zonder overigens het beleid van die regering te steunen.

Grondwet

De belangrijkste Nederlandse wet. In de Grondwet zijn onder meer de bevoegdheden van koning, regering en parlement geregeld. Ook zijn in de Grondwet de belangrijkste rechten en plichten van de burgers vastgelegd. Wijzigingen van de Grondwet moeten twee keer worden goedgekeurd, in zogeheten eerste en tweede lezing. De eerste lezing is volledig gelijk aan die van een normale wet. Beide Kamers moeten dus de voorgestelde grondwetswijziging goedkeuren. Vervolgens moeten er verkiezingen voor de Tweede Kamer plaatsvinden, waarna beide Kamers de wijziging met een twee derde meerderheid moeten goedkeuren.

Grootste partij

De partij die bij de verkiezingen als grootste uit de bus komt heeft bepaalde - ongeschreven - voorrechten. Zo krijgt de grootste partij het initiatief bij de kabinetsformatie. De (eerste) informateur is meestal een lid van de grootste partij en mag proberen met andere partijen een coalitie te sluiten. Als het de grootste partij inderdaad lukt een regering te vormen, levert die partij bovendien de minister-president. Ook wil het gebruik dat de voorzitter van de Tweede Kamer lid is van de grootste partij. Van deze laatste regel wordt echter regelmatig afgeweken. Een goed functionerende Kamervoorzitter mag na de verkiezingen meestal blijven, ook al is zijn partij niet langer de grootste.

Naar boven

H

Handelingen

Woordelijke verslagen van de openbare beraadslagingen in Eerste en Tweede Kamer.

Hoofdelijke stemming

Stemming waarbij ieder afzonderlijk zich voor of tegen een voorstel moet uitspreken.

I

Informateur

Een informateur onderzoekt de mogelijkheden voor de vorming van een nieuw kabinet na verkiezingen. De informateur wordt door de Tweede Kamer benoemd. Informateurs zijn in het algemeen politici die op enige afstand van het dagelijkse politieke strijdgewoel staan.

Naar boven

K

Kabinet

Een kabinet bestaat uit de ministers en de staatssecretarissen. Een kabinet draagt vrijwel altijd de naam van de premier: Kabinet-Balkenende, kabinet-Rutte enzovoort.

Kamervoorzitter

De Kamervoorzitter leidt de werkzaamheden van de Eerste respectievelijk Tweede Kamer. De voorzitter wordt door de Kamer zelf uit haar midden gekozen. In Nederland is het niet gebruikelijk dat Kamerleden rechtstreeks tot elkaar of tot de regering spreken. Ze voeren het woord altijd via de voorzitter. Vandaar dat men in debatten of interpellaties regelmatig ‘mijnheer de voorzitter’ of ‘mevrouw de voorzitter’ hoort.

Kandidatenlijst

Politieke partijen bepalen grotendeels zelf wie namens de partij in de Tweede Kamer terechtkomt. Door het congres of de leden van een partij wordt daartoe een kandidatenlijst opgesteld, meestal op voordracht van het partijbestuur of een commissie. De kandidatenlijst wordt door de partij ingediend bij het centraal stembureau, de Kiesraad. In de volgorde waarin de kandidaten op de lijst staan komen ze vervolgens in de Kamer terecht. De enige manier om als laag geplaatste kandidaat toch verkozen te worden is het verzamelen van voldoende voorkeurstemmen.

Kiesdeler

Het aantal stemmen dat nodig is voor het behalen van een zetel heet de kiesdeler. Bij de Kamerverkiezingen is dat het aantal geldige stemmen gedeeld door het aantal te verdelen zetels, 150. Gemiddeld is de kiesdeler ongeveer 60.000 stemmen. Zetels worden verdeeld door het aantal stemmen op een partij door de kiesdeler te delen. Omdat daarna een aantal zetels overblijft is er ook een model voor verdeling van de zogenaamde restzetels.

Kiesdistrict

Als een land bij verkiezingen wordt onderverdeeld in kiesdistricten en er per district een of meerdere zetels kunnen worden gewonnen, spreken we van een districtenstelsel. In stelsels van evenredige vertegenwoordiging bestaan soms kiesdistricten (zoals in België); in meerderheidsstelsels is natuurlijk altijd sprake van kiesdistricten. Nederland kent geen kiesdistricten.

Kiesdrempel

In Duitsland moet een partij ten minste vijf procent van de stemmen halen om zetels in het parlement te krijgen. Deze kiesdrempel is opgeworpen om te voorkomen dat veel kleine partijen in het parlement terechtkomen. Achtergrond van deze regel is dat in Duitsland voor de oorlog een groot aantal kleinere partijen tot grote politieke verdeeldheid leidde. In deze periode van politieke versplintering wisten de nationaal-socialisten van Hitler met een minderheid in het parlement toch aan de macht te komen. Hoewel er in Nederland ook wel eens stemmen opgaan voor invoering van een kiesdrempel, is het verzet ertegen groot. Kiesdrempels belemmeren immers (kleine) minderheden om hun politieke geluid te laten horen.

Kieskringen

Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer is Nederland verdeeld in negentien kieskringen, die een provincie of een gedeelte daarvan beslaan. De kieskringen hebben een voornamelijk administratieve betekenis. In elke kieskring dient een partij een aparte kandidatenlijst in te dienen. Een kieskring is dus iets anders dan een kiesdistrict.

Kiesraad

Bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer treedt de Kiesraad op als centraal stembureau. In dit verband wordt een register van politieke groeperingen bijgehouden. Nieuwe landelijke politieke partijen dienen zich bij de Kiesraad te registreren alvorens ze kunnen deelnemen aan de verkiezingen. Verder adviseert de Kiesraad de minister van Binnenlandse Zaken bij wijziging van of over vraagstukken betreffende de Kieswet. De Kiesraad is gevestigd in het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Kiesrecht

Zie actief kiesrecht en passief kiesrecht.

Kieswet

In de Kieswet zijn alle praktische en formele zaken rondom verkiezingen geregeld; van het verzenden van stempassen tot het tellen van de stemmen.De Kieswet wordt met enige regelmaat gewijzigd.

Kiezerspas

Wie bij Tweede-Kamerverkiezingen niet in de gelegenheid is te stemmen in de eigen woonplaats, kan bij de gemeente een kiezerspas aanvragen. Daarmee is het mogelijk in een andere plaats te stemmen.

Koning

Het staatshoofd van het Koninkrijk der Nederlanden. De koning vormt samen met de ministers de regering (‘de Kroon’), maar heeft daarin geen verantwoordelijkheid. De traditie wil dat de koning niet gaat stemmen. Zij behoort immers boven de partijen te staan. De beëdiging van de ministers door de koning wordt gevolgd door het bekende poseren op de trappen van Huis ten Bosch. Als grondwettelijk deel van de regering heeft hij wekelijks overleg met de premier en regelmatig ook met de andere bewindslieden.

Naar boven

L

Leeftijd

Sinds 1971 is de stemgerechtigde leeftijd verlaagd naar achttien jaar. Tot 1971 mocht pas vanaf de 21e verjaardag worden gestemd, voor 1965 was de leeftijdsgrens 23 jaar. Pas in 1983 werd ook de leeftijd waarop iemand gekozen kon worden naar achttien jaar verlaagd.

Lijstduwer

Lijsttrekkers vinden we boven aan de kandidatenlijsten, lijstduwers dientengevolge onderaan. Bekende Nederlanders en oud-politici vervullen deze functie weleens. De bedoeling is dat ze extra stemmen trekken, zonder dat ze zelf gekozen worden. Niet alle partijen en lijsten kennen dit verschijnsel en officieel bestaat de lijstduwer zelfs niet.

Lijstkiesdeler

Het aantal stemmen uitgebracht op een partij gedeeld door het aantal behaalde zetels levert de lijstkiesdeler op. Slechts enkele kandidaten halen overigens persoonlijk meer stemmen dan de lijstkiesdeler. Anderen worden verkozen door overheveling van het overschot aan stemmen dat de lijsttrekker doorgaans haalt naar lager geplaatste kandidaten. Wie te laag op de lijst staat om op deze manier gekozen te worden heeft nog wel de mogelijkheid op voorkeurstemmen te worden gekozen.

Lijstnummer

Het is met name de uitslag van de vorige verkiezingen die de volgorde van de lijstnummers bepaalt. De grootste partij krijgt lijstnummer 1. Aan partijen die nog niet in de Tweede Kamer zaten wordt bij loting een nummer toegekend. Het lijstnummer bepaalt waar de kandidatenlijst van een partij op het stembiljet terechtkomt. Lijst 1 staat aan de linkerkant. De lijstnummers worden vaak gebruikt op verkiezingsaffiches.

Lijsttrekker

De nummer één op de kandidatenlijst treedt in de verkiezingscampagne op als leider en belangrijkste woordvoerder van de partij. Wat de lijsttrekker na de verkiezingen gaat doen staat bepaald niet vast. In eerste instantie wordt de lijsttrekker Kamerlid en zal vermoedelijk tot fractievoorzitter worden gekozen. Van partijen die tot de regering toetreden worden veel lijsttrekkers minister-president of viceminister-president. Uitzonderingen zijn er ook: in 2012 bleef PvdA-lijsttrekker Diederik Samson in de Kamer zitten als fractievoorzitter. Ook kan de verkiezingsuitslag aanleiding zijn voor het vertrek van een juist gekozen fractieleider.

Lijsttrekkersdebat

Kort voor de verkiezingen verschijnen de lijsttrekkers van de grote partijen op televisie voor één of meer grote debatten. Wie daarbij aan mogen schuiven is altijd een punt van discussie vooraf. Waar ligt immers de grens tussen grote en kleine partijen? Grote invloed op de uitslag hebben de lijsttrekkersdebatten zelden, maar wanneer de verkiezingen een nek-aan-nekrace zijn telt iedere zetel winst of verlies. En een paar zetels kan een blunderende lijsttrekker in een tv-debat wel verspelen.

Lijstverbinding

De Kieswet biedt kleine partijen de mogelijkheid hun kansen op een restzetel te vergroten door een lijstverbinding aan te gaan. Bij de verdeling van de restzetels worden de partijen die onderling hun lijsten verbonden hebben als één partij beschouwd. Samen zijn de partijen zo in staat meer restzetels binnen te halen dan zonder lijstverbinding. Wie van de deelnemende partijen binnen de lijstverbinding de extra restzetel(s) krijgt is afhankelijk van de uitslag. Van de regeling wordt gebruik gemaakt door partijen die zich min of meer verwant met elkaar voelen.

Naar boven

M

Mandaat

Opdracht of bevoegdheid om namens en onder verantwoordelijkheid van een ander zaken af te handelen. Gekozen vertegenwoordigers hebben ook een mandaat, namelijk van de kiezer.

Meerderheidsstelsel

In een meerderheidsstelsel is een land verdeeld in een aantal kiesdistricten. Het meerderheidsstelsel kent zeer uiteenlopende varianten. In landen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gaat de zetel van een district naar de kandidaat die er de meeste stemmen haalt. In een dergelijk systeem kan een kandidaat met een minderheid van stemmen toch worden gekozen. Dat bezwaar wordt ondervangen door het Franse systeem, waar de verkiezingen indien nodig in twee ronden plaatsvinden. Heeft geen van de kandidaten in de eerste ronde een absolute meerderheid (meer dan 50 procent van de stemmen) gehaald, dan volgt een tweede ronde tussen de kandidaten die de meeste stemmen verzamelden. Andere varianten van het meerderheidsstelsel kennen zogeheten meervoudige districten, waarbinnen meerdere kandidaten worden gekozen. Een meerderheidsstelsel wordt vaak een districtenstelsel genoemd, maar dat is niet correct, omdat ook veel evenredigheidsstelsels kiesdistricten hebben.

Migranten

Terwijl voor buitenlanders deelname aan de politiek beperkt blijft tot gemeenteraads- of waterschapsverkiezingen, zijn die beperkingen er uiteraard niet voor Nederlanders van buitenlandse afkomst. De afgelopen jaren is het aantal migranten in de Tweede Kamer geleidelijk toegenomen.

Monisme

Situatie waarin de regeringsfracties een verlengstuk zijn van het kabinet of andersom. Er is dus geen sprake van een zeker machtsevenwicht, zoals bij dualisme wel het geval is.

Naar boven

N

Nationaal Kiezers Onderzoek

Voor en na de verkiezingen vragen onderzoekers aan een groep kiezers onder meer wat ze willen gaan stemmen en feitelijk gestemd hebben. Deze en andere gegevens maken deel uit van het Nationaal Kiezers Onderzoek (NKO), dat enige tijd na de verkiezingen gepubliceerd wordt. Het is de belangrijkste bron van gegevens over verschillen in stemgedrag naar factoren als leeftijd, opleiding en geslacht.

Nieuwe partijen

Bij alle verkiezingen voor de Tweede Kamer wordt ook deelgenomen door een aantal nieuwe partijen en al langer bestaande partijen die nog niet in de Kamer zitten. Om deel te nemen aan de Kamerverkiezingen moeten partijen een waarborgsom van 11.250 euro storten, die ze alleen terugkrijgen als ten minste 75% van de kiesdeler wordt gehaald. Ook moet in alle negentien kieskringen de kandidatenlijst door dertig mensen worden ondertekend. Bedoeling van de regeling is dat alleen serieuze partijen meedoen aan de verkiezingen.

Naar boven

O

Ongeldige stem

Op een stembiljet mag zoals bekend maar één hokje rood worden gemaakt. Wie daarvan afwijkt stemt blanco (door geen hokje rood te maken) of ongeldig. Een stem is ongeldig wanneer meer dan één hokje rood is of wanneer het biljet bijvoorbeeld van tekst is voorzien, bij wijze van protest.

Onverkiesbaar

Laag op de lijst geplaatste kandidaten heten vaak 'onverkiesbaar' te zijn. Partijen maken een inschatting van het aantal zetels dat gehaald gaat worden (meestal wordt gehoopt op iets meer dan de vorige keer). Ongeveer dat aantal plaatsen op de lijst krijgt het predicaat 'verkiesbare plaats'. Uiteraard kan het aantal zetels nog hoger uitvallen. Ook kunnen laag geplaatste kandidaten met voorkeurstemmen worden verkozen. Echt onverkiesbaar zijn de onverkiesbaren dan ook niet, hooguit 'kansarm', om het in politiek jargon uit te drukken.

Opiniepeilingen

Neem een representatieve steekproef van ongeveer duizend mensen, vraag ze wat ze denken te gaan stemmen bij de komende verkiezingen en je hebt nieuws. In de maanden voorafgaand aan de verkiezingen worden ten minste één keer per week de opinies gepeild. Kranten en televisie houden nauwkeurig bij of de aanhang van partijen groeit of afneemt en verklaren waarom dat gebeurt.

Opkomst

Het aantal personen dat bij verkiezingen opkomt om te stemmen. Van een duidelijke trend in de richting van toename of afname van de opkomst is geen sprake. Welke partijen baat hebben bij een hoge of juist lage opkomst is moeilijk vast te stellen. Voor de grote partijen lopen de meningen daarover uiteen. Wel staat vast dat de kleine christelijke partijen gebaat zijn bij een lage opkomst. Hun achterban bestaat uit trouwe stembusgangers. Dus hoe lager de opkomst, hoe beter hun uitkomst.

Opkomstplicht

Bij de Kamerverkiezingen gold in 1967 voor de laatste keer de opkomstplicht. Deze is in 1970 in Nederland afgeschaft. Bij de eerste vrijwillige Kamerverkiezingen, in 1971, liet 21,5% van de kiezers verstek gaan. In België bestaat nog steeds opkomstplicht.

Oppositie

De partijen in het parlement die zich verzetten tegen het regeringsbeleid vormen tezamen de oppositie.

Naar boven

P

Partij

Vereniging van burgers die bepaalde uitgangspunten en opvattingen delen. Al ruim een eeuw kent Nederland politieke partijen. De eerste partij was de Anti-Revolutionaire Partij, opgericht in 1879, later opgegaan in het CDA. Wettelijk is er niet veel geregeld rond politieke partijen. Wel bepaalt de Kieswet (die overigens spreekt van 'politieke groeperingen') dat een partij een vereniging moet zijn die bij notariële akte is opgericht. De officiële taak van politieke partijen is uitsluitend het stellen van kandidaten voor verkiezingen. In het verlengde daarvan stellen de meeste partijen uiteraard een verkiezingsprogramma op en organiseren ze allerlei activiteiten voor hun leden en in het kader van de verkiezingscampagne. Daartoe zijn partijen dus weliswaar niet verplicht, maar voor het behalen van stemmen lijkt het wel verstandig het te doen.

Partijcongres

Het beleid van de meeste partijen wordt bepaald door een partijcongres. Zo'n congres stelt bijvoorbeeld de kandidatenlijst op, keurt het verkiezingsprogramma goed en benoemt een partijbestuur. Per partij verschilt de samenstelling van het partijcongres sterk. In sommige partijen hebben alle leden tijdens het congres het recht te spreken en te stemmen, andere partijen kennen een congres van afgevaardigden. Die afgevaardigden worden vaak benoemd door plaatselijke partijafdelingen.

Passief kiesrecht

Het recht om gekozen te worden in een bepaalde vertegenwoordigende functie. In het algemeen kan gesteld worden dat het passief kiesrecht geldt voor die mensen die ook
 actief kiesrecht hebben.

Politiek leider

De belangrijkste politicus van een partij. De politiek leider bepaalt meestal het gezicht van een partij.

Proteststemmen

Kiezers die ontevreden zijn over gevestigde partijen stemmen soms vooral om die reden op een bepaalde partij. Veelal zijn dat partijen die geheel ter linker- of ter rechter zijde van het politieke spectrum opereren.

Naar boven

Q

Quorum

Minimum aantal leden dat aanwezig moet zijn om in een vergadering besluiten te kunnen nemen.

R

Referendum

Vanaf 1 juli 2015 kent Nederland - op landelijk niveau - het raadgevend referendum. Als mensen het niet eens zijn met een door het parlement aangenomen wet of verdrag, dan kunnen zij vragen een wet of verdrag voor te leggen aan de Nederlandse bevolking in een referendum. De uitslag is raadgevend, dus niet bindend. Het verplicht de regering niet om een wet of verdrag in te trekken. Niet alle wetten en verdragen komen overigens in aanmerking voor een referendum. Voor wetten over het Koninklijk Huis of over begrotingen kan geen referendum worden aangevraagd. Er zijn minimaal 300.000 handtekeningen nodig voor de aanvraag van een referendum. Ook op gemeentelijk en provinciaal niveau zijn raadgevende referenda mogelijk.

Regeerakkoord

Bij de vorming van een regeringscoalitie tijdens de kabinetsformatie worden afspraken tussen de samenwerkende partijen vastgelegd in een regeerakkoord. Een dergelijk akkoord is nodig om de verschillen tussen de verkiezingsprogramma's van de partijen te overbruggen.

Restzetels

Bij vaststelling van de verkiezingsuitslag wordt het stemmenaantal van alle partijen gedeeld door de kiesdeler. Dat levert de partijen een bepaald aantal zetels op, voor het aantal keren dat ze de kiesdeler hebben gehaald. Omdat nooit alle partijen een exact aantal malen de kiesdeler hebben gehaald, blijven er in eerste instantie zetels over, de zogenaamde restzetels. Die worden verdeeld volgens het systeem van de 'grootste gemiddelden'. Van alle partijen wordt berekend hoeveel stemmen ze gemiddeld per zetel zouden hebben als ze één zetel meer zouden krijgen. De restzetels worden vervolgens toegekend aan partijen met het hoogste gemiddelde. Bedoeling van dit systeem is dat uiteindelijk het gemiddeld aantal kiezers per Kamerzetel zo hoog mogelijk ligt. Kleine partijen hebben daardoor minder kans op restzetels; een probleem dat gedeeltelijk ondervangen kan worden door het aangaan van een lijstverbinding.

Naar boven

S

Staatscourant

Officieel dagblad van het Koninkrijk der Nederlanden, waarin allerlei overheidsmededelingen worden gepubliceerd.

Staten-Generaal

Eerste en Tweede Kamer samen heten officieel de Staten-Generaal. Het is een oude aanduiding die verwijst naar de tijd dat het 'parlement' nog bestond uit afvaardigingen van de Provinciale Staten.

Stembiljet

Het formulier waarop een stem moet worden uitgebracht.Dat moet geschieden met het bijbehorende rode potlood. Op het stembiljet staan alle kandidaten van de partijen vermeld die aan de verkiezingen meedoen.

Stembureau

Scholen, buurthuizen en andere (semi-)overheidsgebouwen doen bij de verkiezingen dienst als stembureau. In elk stembureau zorgen drie personen voor de goede gang van zaken. Zij houden bij wie gestemd heeft en zien toe op een eerlijk verloop. In of in de omgeving van stembureaus is het maken van reclame voor een politieke partij strikt verboden.

Stembus

Het stembiljet moet worden gedeponeerd in een stembus. De 'gang naar de stembus’ wordt vaak gebruikt als synoniem voor (het deelnemen aan) verkiezingen.

Stemdistrict

Gemeenten worden bij verkiezingen verdeeld in stemdistricten, ieder met een eigen stembureau.

Stempas

De oproep om te gaan stemmen. Deze wordt door de gemeente ten minste twee weken voor de verkiezingen verspreid. Gegevens daarvoor worden ontleend aan de Basisregistratie personen. Vanaf een maand voor de verkiezingen kunnen mensen die menen kiesgerechtigd te zijn bij de gemeente navragen of ze ook werkelijk als kiezer in de administratie zijn opgenomen. Met deze stempas kunnen alle kiesgerechtigden op elk stembureau in de gemeente terecht. De kiezer moet zich wel legitimeren.

Naar boven

T

Tweede Kamer

Een van de Kamers der Staten-Generaal. De Tweede Kamer maakt samen met de regering wetten en controleert de regering. De 150 leden worden voor vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen. Uit haar midden wordt een voorzitter benoemd.

V

Verkiesbaar

Van kandidaten wordt wel gezegd dat ze wel of niet verkiesbaar zijn. Officieel bestaat dit onderscheid uiteraard niet. Alle kandidaten op lijsten van partijen zijn verkiesbaar. Wel is het zo dat kandidaten hoger op de lijst meer kans maken verkozen te worden. Doorgaans wordt op basis van het verwachte aantal zetels van een partij een aantal kandidaten als 'verkiesbaar' omschreven. Lager geplaatste kandidaten kunnen alleen op basis van voorkeurstemmen gekozen worden.

Verkiezingscampagne

De periode voorafgaand aan de verkiezingen wordt wel aangeduid als de verkiezingscampagne. De datum waarop partijen starten met hun campagne wisselt per partij. Vaak markeert een grote bijeenkomst van een partij de campagnestart. Tijdens de campagne gaan partijleden de straat op met folders, treden politici door het hele land op met spreekbeurten en is er veel aandacht voor politiek in de media. Maar al maanden voor de verkiezingen beginnen politici in hun optreden rekening te houden met het naderen van de verkiezingen. Vaak valt dan ook maanden voor de verkiezingen te horen dat de campagne is begonnen.

Verkiezingsprogramma

Vrijwel alle partijen stellen voorafgaand aan de verkiezingen een verkiezingsprogramma op. Doorgaans zijn het vrij uitvoerige teksten waarin de plannen en ideeën van een partij worden opgesomd. Steeds meer partijen produceren daarnaast een verkorte versie van het programma, geschreven voor een breder lezerspubliek.

Vervroegde verkiezingen

Verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn er om de vier jaar, tenzij het kabinet binnen die tijd ten val komt. Dan vinden vervroegde verkiezingen plaats, binnen een bepaalde periode na het aftreden van het kabinet.

Volmachtstem

Wie op vakantie is of om een andere reden niet in staat is om te stemmen, kan bij volmacht stemmen. Een andere stemgerechtigde kan namens de afwezige kiezer stemmen. Instructies voor het verlenen van een volmacht staan achter op de stempas.

Voorkeursdrempel

Wie met voorkeurstemmen gekozen wil worden, hoeft niet persoonlijk het aantal stemmen nodig voor een zetel (de kiesdeler) te halen. Al wanneer een kandidaat 25% van de kiesdeler heeft gehaald komt hij in aanmerking voor een zetel. De partij moet dan in totaal wel voldoende zetels hebben behaald om de kandidaten met de meeste voorkeurstemmen een zetel te bezorgen. Deze voorkeursdrempel van 25% van de kiesdeler komt in de praktijk neer op ruim 15.000 stemmen.

Voorkeurstem

Bij de verkiezingen wordt niet op een partij, maar op een kandidaat gestemd. Veel mensen kiezen eenvoudigweg voor de hoogste op de lijst, de lijsttrekker. Toch geven ook veel mensen de voorkeur aan een lager geplaatste kandidaat en brengen een zogenaamde voorkeurstem uit. Kandidaten die te laag op de lijst staan om automatisch één van de zetels van de partij in de wacht te slepen, kunnen een zetel halen door meer voorkeurstemmen dan de zogenaamde voorkeursdrempel te halen.

Vrouwenkiesrecht

Lange tijd was deelname aan de politiek voorbehouden aan mannen. Pas in 1919 is aan vrouwen het actief kiesrecht toegekend. Passief kiesrecht bestond voor vrouwen weliswaar iets eerder, maar ook daarvan is pas (geruime tijd) na 1919 op grote schaal gebruik gemaakt. Nog altijd ligt het aantal vrouwelijke politici aanmerkelijk lager dan het aantal mannen in de politiek.

Naar boven

W

Waarborgsom

Voor deelname aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer moet een waarborgsom van 11.250 euro betaald worden. Die wordt alleen terugbetaald als een partij ten minste 75% van de kiesdeler heeft gehaald (circa 45.000 stemmen). De regeling is bedoeld om minder serieuze partijen ervan te weerhouden deel te nemen aan de verkiezingen.

Waarnemers

In berichten over verkiezingen elders in de wereld duiken regelmatig waarnemers op. Mensen die toezien op het eerlijke verloop van de verkiezingen. Ze verschijnen alleen in die landen waar kennelijk aan de eerlijkheid van de verkiezingen getwijfeld wordt. Incidenteel verschijnen ook in Nederland waarnemers. Het is een ander soort waarnemers: meestal gaat het om 'studiereizen' uit landen die minder lang ervaring met de organisatie van verkiezingen hebben.

Naar boven

Z

Zendtijd

Wanneer een partij deelneemt aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer levert dat gratis zendtijd op radio en tv op. In het kader van de zendtijd voor politieke partijen mogen alle deelnemende partijen zich aan de kijkers en luisteraars presenteren. Dit systeem garandeert voor alle partijen een (minimale) toegang tot de media. De uitzendingen zijn echter kort en worden door een beperkt publiek bekeken en beluisterd.

Zondag

In veel landen vinden verkiezingen op zondag plaats. Het is met name de protestantse traditie die ervoor gezorgd heeft dat Nederland altijd op een werkdag stemt, op woensdag.

Zwevende kiezer

De verkiezingsstrijd richt zich met name op de kiezers die het nog niet weten: de zwevende kiezers. Met het langzaam verdwijnen van de verzuiling verbinden steeds minder mensen zich levenslang aan dezelfde partij.

Naar boven